Publications

Abstract

Sarah Schimke onderzocht hoe mensen die op volwassen leeftijd naar een ander land verhuizen de taal van dit land leren, ook zonder veel taalinstructie te krijgen. Twee groepen werden onderzocht: Turkse immigranten in Frankrijk en Turkse immigranten in Duitsland. De resultaten laten zien dat volwassen leerlingen in het begin van het verwervingsproces een gemakkelijkere variatie van de doeltaal creëren. Er worden wel woorden van de doeltaal verworven en gebruikt, maar er wordt een gesimplificeerde grammatica toegepast. In het bijzonder gebruiken leerlingen in deze fase geen finietheid, dus geen morfologische variaties van werkwoorden. Schimke toont aan dat als finietheid wordt verworven, dit de grammatica van de leerlingen sterk verandert en dat deze veel sterker op de doeltaalgrammatica begint te lijken. Ook toont ze aan dat dit proces door karakteristieken van de doeltaal, zoals de woordvolgorde en de complexiteit van de morfologie, wordt beïnvloed

Abstract

Humans express emotional information in their facial expressions and body movements, as well as in their voice. In this chapter we consider the neural processing of a specific kind of vocal expressions, non-verbal emotional vocalizations e.g. laughs and sobs. We outline evidence, from patient studies and functional imaging studies, for both emotion specific and more general processing of emotional information in the voice. We relate these findings to evidence for both basic and dimensional accounts of the representations of emotion. We describe in detail an fMRI study of positive and negative non-verbal expressions of emotion, which revealed that prefrontal areas involved in the control of oro-facial movements were also sensitive to different kinds of vocal emotional information.

Abstract

Sprekers hebben een sterke neiging om syntactische structuren te hergebruiken in nieuwe zinnen. Wanneer we een situatie beschrijven met een passieve zin bijvoorbeeld: 'De vrouw wordt begroet door de man', zullen we voor de beschrijving van een nieuwe situatie gemakkelijker opnieuw een passieve zin gebruiken. Vooral bij moeilijke syntactische structuren is de neiging om ze te hergebruiken erg sterk. Voor gemakkelijke zinsconstructies geldt dat minder. Maar als deze toch hergebruikt worden dan gaat dit samen met een sneller initiëren van de beschrijving. Ook in het brein zien we dat het herhalen van syntactische structuren de verwerking ervan vergemakkelijkt. Bepaalde hersengebieden die zorgen voor de verwerking van syntactische structuren zijn zeer actief de eerste keer dat een syntactische structuur wordt verwerkt, en minder actief de tweede keer. Het gaat hier om een gebiedje in de frontaalkwab en een gebiedje in de temporaalkwab. Opvallend is ook dat deze gebieden de verwerking van syntactische structuren ondersteunen zowel tijdens het spreken als tijdens het luisteren.

Abstract

This research investigated developmental changes in children’s representations of large-scale environments as reflected in spontaneous gestures and speech produced during route descriptions Four-, five-, and six-year-olds (N = 122) described the route from their nursery school to their own homes. Analysis of the children’s gestures showed that some 5- and 6-year-olds produced gestures that represented survey mapping, and they were categorized as a survey group. Children who did not produce such gestures were categorized as a route group. A comparison of the two groups revealed no significant differences in speech indices, with the exception that the survey group showed significantly fewer right/left terms. As for gesture, the survey group produced more gestures than the route group. These results imply that an initial form of survey-map representation is acquired beginning at late preschool age.

Abstract

The Trobriand Islanders of Papua New Guinea differentiate and label in their language Kilivila genres and varieties or registers which are constituted by these genres. The documentation and analysis of these varieties and genres reveals how important it is to understand these metalinguistic differentiations. The cultural and verbal competence which is necessary to adequately interact with the Trobriander Islanders is based on the understanding of the indigenous text typology and the Trobriand Islanders' culture specific ways of speaking.

Abstract

This article provides a brief introduction into field research, its aims, its methods and the various phases of fieldwork.

Abstract

This chapter first compares data collected on Kilivila colour terms in 1983 with data collected in 2008. The Kilivila lexicon has changed from a typical stage IIIb into a stage VII colour term lexicon (Berlin and Kay 1969). The chapter then compares data on the Kilivila taste vocabulary collected in 1982/83 with data collected in 2008. No substantial change was found. Finally the chapter compares the 2008 results on taste terms with a paper on the taste vocabulary of the Torres Strait Islanders published in 1904 by Charles S. Myers. Kilivila provides evidence that traditional terms used for talking about colour and terms used to refer to tastes have remained relatively stable over time.

Abstract

This paper presents a project which tests the hypothesis of the universality of facial expressions of emotions crossculturally and crosslinguistically. First results are presented which contradict the hypothesis.

Abstract

Kilivila is one of the languages of the world that lacks dedicated reciprocal forms. After a short introduction the paper briefly shows how reciprocity is either not expressed at all, is only implicated in an utterance, or expressed periphrastically.

Abstract

It has been known at least since Abelard (12th century) that the classic Square of Opposition suffers from so-called undue existential import (UEI) in that this system of predicate logic collapses when the class denoted by the restrictor predicate is empty. It is usually thought that this mistake was made by Aristotle himself, but it has now become clear that this is not so: Aristotle did not have the Conversions but only one-way entailments, which ‘saves’ the Square. The error of UEI was introduced by his later commentators, especially Apuleius and Boethius. Abelard restored Aristotle’s original logic. After Abelard, some 14th- and 15th-century philosophers (mainly Buridan and Ockham) meant to save the Square by declaring the O-corner true when the restrictor class is empty. This ‘leaking O-corner analysis’, or LOCA, was taken up again around 1950 by some American philosopher-logicians, who now have a fairly large following. LOCA does indeed save the Square from logical disaster, but modern analysis shows that this makes it impossible to give a uniform semantic definition of the quantifiers, which thus become ambiguous—an intolerable state of affairs in logic. Klima (Ars Artium, Essays in Philosophical Semantics, Medieval and Modern, Institute of Philosophy, Hungarian Academy of Sciences, Budapest, 1988) and Parsons (in Zalta (ed.), The Stanford Encyclopedia of Philosophy, http://plato.standford.edu/entries/square/, 2006; Logica Univers. 2:3–11, 2008) have tried to circumvent this problem by introducing a ‘zero’ element into the ontology, standing for non-existing entities and yielding falsity when used for variable substitution. LOCA, both without and with the zero element, is critically discussed and rejected on internal logical and external ontological grounds.

Abstract

Reproduced with permission of Blackwell Publishing from: Seuren, P. A. M. (1998) Western linguistics, 25: pp. 426-428, 430-441. Oxford Blackwell Publishers

Abstract

The task is designed to elicit vocabulary for simple sounds. The primary goal is to establish how people describe sound and what resources the language provides generally for encoding this domain. More specifically: (1) whether there is dedicated vocabulary for encoding simple sound contrasts and (2) how much consistency there is within a community in descriptions. This develops on materials used in The language of sound

Abstract

Op een gemiddelde dag luisteren mensen naar spraak van heel veel verschillende mensen. Die hebben allemaal een ander stemgeluid, waardoor de woorden die zij uitspreken verschillend klinken. Luisteraars hebben daar echter weinig hinder van. Hoe is het mogelijk dat luisteraars zich zo gemakkelijk kunnen aanpassen aan verschillende sprekers? Matthias Sjerps onderzocht in zijn proefschrift een cognitief mechanisme dat luisteraars helpt om zich aan te passen aan de karakteristieken van verschillende sprekers. Hierbij maakt een luisteraar gebruik van informatie in de context. Dit mechanisme blijkt vroeg in de spraakverwerking plaats te vinden. Bovendien beïnvloedt dit mechanisme ook de perceptie van andere geluiden dan spraak. Dit laat zien dat het een zeer breed en algemeen perceptueel mechanisme betreft. Contexteffecten bleken echter sterker voor spraakgeluiden dan voor andere geluiden. Dit suggereert dat het onderzochte mechanisme, ook al is het algemeen en breed toepasbaar, versterkt kan worden door blootstelling aan taal.

Abstract

The concept of 'event' has been posited as an ontological primitive in natural language semantics, yet relatively little research has explored patterns of event encoding. Our study explored how adults and children describe placement events (e.g., putting a book on a table) in a range of different languages (Finnish, English, German, Russian, Hindi, Tzeltal Maya, Spanish, and Turkish). Results show that the eight languages grammatically encode placement events in two main ways (Talmy, 1985, 1991), but further investigation reveals fine-grained crosslinguistic variation within each of the two groups. Children are sensitive to these finer-grained characteristics of the input language at an early age, but only when such features are perceptually salient. Our study demonstrates that a unitary notion of 'event' does not suffice to characterize complex but systematic patterns of event encoding crosslinguistically, and that children are sensitive to multiple influences, including the distributional properties of the target language in constructing these patterns in their own speech.

Abstract

Research on child language socialization has its roots in understanding the ways that adults and other caregivers interact with children in mundane social life and how these practices might enculturate the child into local communicative norms and ways of thinking ( Brown 1998 ; Clancy 1999 ; Danziger 1971 ; de León 1998 ; Garrett and Baquedano-López 2002 ; Heath 1983 ; Ochs and Schieffelin 1983, 1984 ). A second primary area of interest has been the effect of different socialization practices on more formal educational settings ( Heath 1983 ; Howard 2004 ; Michaels 1981 ; Moore 2006 , this volume; Philips 1983 ; Rogoff et al. 2003 ). However, as discussed in other contributions to this volume, language socialization extends into many other facets of life. Just as being a member of a cultural group or being a student requires socialization into the associated rights and obligations, so too does the role of medical patient or client. For instance, patients must understand how to explain their problems ( Halkowski 2006 ; Heritage and Robinson 2006 ); what information they should know about their bodies, their treatment, their life, and their medical history; and where to look during examinations ( Heath 1986 ), to name but a few of the norm-governed aspects of medical interaction. Physicians play an important role in a child's socialization into the patient role by providing

Abstract

“Dimensional expressions” single out and describe one symmetric axis of a 1D, 2D, or 3D object (e.g., The road is long). “Bloxes” is an interactive, object-matching task that elicits descriptions of dimensional contrasts between simple geometrical objects (rectangular blocks, rectangular boxes, and cylinders). The aim is to explore the linguistic encoding of dimensions, focusing on features of axis, orientation, flatness/solidity, size and shape. See also 'Suggestions for field research on dimensional expressions' (https://doi.org/10.17617/2.3003382).

Abstract

The aim of this task is to explore the linguistic expression of “dimensions” — e.g., the height, width or depth — of objects in the world around us. In a dimensional expression, one symmetric axis of a 1D, 2D, or 3D object is singled out and described (e.g., That man is tall). Dimensional expressions in different languages show a range of different combinatorial and extensional uses. This document guides the researcher through some spatial situations where contrastive features of dimensional expressions are likely to be observable.

Abstract

What grammatical elements of a substrate language find their way into a creole? Grammatical features of the Oceanic substrate languages have been shown to be crucial in the development of Solomon Islands Pijin and of Melanesian Pidgin as a whole (Keesing 1988), so one might expect constructions which are very stable in the Oceanic family of languages to show up as substrate influence in the creole. This paper investigates three constructions in Oceanic languages which have been stable over thousands of years and persist throughout a majority of the Oceanic languages spoken in the Solomon Islands. The paper asks whether these are the sorts of constructions which could be expected to be reflected in Solomon Islands Pijin and shows that none of these persistent constructions appears in Solomon Islands Pijin at all. The absence of these constructions in Solomon Islands Pijin could be due to simplification: Creole genesis involves simplification of the substrate grammars. However, while simplification could be the explanation, it is not necessarily the case that all complex structures become simplified. For instance Solomon Islands Pijin pronoun paradigms are more complex than those in English, but the complexity is similar to that of the substrate languages. Thus it is not the case that all areas of a creole language are necessarily simplified. One must therefore look further than just simplification for an explanation of the presence or absence of stable grammatical features deriving from the substrate in creole languages. An account based on constraints in specific domains (Siegel 1999) is a better predictor of the behaviour of substrate constructions in Solomon Islands Pijin.

Abstract

Spraakklanken, lettergrepen en woorden worden vaak minder duidelijk uitgesproken in spontane conversaties dan in formelere spreekstijlen. Dit proefschrift presenteert onderzoek naar spraakreductie in spontaan Frans en Spaans. Naar deze talen is tot nu toe weinig spraakreductieonderzoek gedaan. Er worden twee nieuwe grote corpora met spontaan Frans en Spaans beschreven. Op basis van deze corpora heb ik enkele onderzoeken gedaan waarin ik de volgende belangrijke conclusies heb getrokken. Allereerst vond ik dat akoestische data van spontane spraak waardevolle informatie kan geven over de vraag of specifieke reductiefenomenen categoriaal of continu zijn. Verder vond ik, in tegenstelling tot onderzoek naar Germaanse talen, slechts gedeeltelijk bewijs dat spraakreductie in Romaanse talen als het Frans en het Spaans beïnvloed wordt door de eigenschappen en voorspelbaarheid van het woord. Ten derde vond ik door spontaan Frans en Spaans te vergelijken dat spraakreductie tussen talen meer kan verschillen dan je zou verwachten op basis van laboratoriumonderzoek

Abstract

Natural human interaction involves the fast-paced exchange of speaker turns. Crucially, if a next speaker waited with planning their turn until the current speaker was finished, language production models would predict much longer turn transition times than what we observe. Next speakers must therefore prepare their turn in parallel to listening. Visual signals likely play a role in this process, for example by helping the next speaker to process the ongoing utterance and thus prepare an appropriately-timed response.

To understand how visual signals contribute to the timing of turn-taking, and to move beyond the mostly qualitative studies of gesture in conversation, we examined unconstrained, computer-mediated conversations between 20 pairs of participants while systematically manipulating speaker visibility. Using motion tracking and manual gesture annotation, we assessed 1) how visibility affected the timing of turn transitions, and 2) whether use of co-speech gestures and 3) the communicative kinematic features of these gestures were associated with changes in turn transition timing.

We found that 1) decreased visibility was associated with less tightly timed turn transitions, and 2) the presence of gestures was associated with more tightly timed turn transitions across visibility conditions. Finally, 3) structural and salient kinematics contributed to gesture’s facilitatory effect on turn transition times.

Our findings suggest that speaker visibility--and especially the presence and kinematic form of gestures--during conversation contributes to the temporal coordination of conversational turns in computer-mediated settings. Furthermore, our study demonstrates that it is possible to use naturalistic conversation and still obtain controlled results.

Abstract

Every language manifests casual speech processes, and hence every second language too. This study examined how listeners deal with second-language casual speech processes, as a function of the processes in their native language. We compared a match case, where a second-language process t/-reduction) is also operative in native speech, with a mismatch case, where a second-language process (/r/-insertion) is absent from native speech. In each case native and non-native listeners judged stimuli in which a given phoneme (in sentence context) varied along a continuum from absent to present. Second-language listeners in general mimicked native performance in the match case, but deviated significantly from native performance in the mismatch case. Together these results make it clear that the mapping from first to second language is as important in the interpretation of casual speech processes as in other dimensions of speech perception. Unfamiliar casual speech processes are difficult to adapt to in a second language. Casual speech processes that are already familiar from native speech, however, are easy to adapt to; indeed, our results even suggest that it is possible for subtle difference in their occurrence patterns across the two languages to be detected,and to be accommodated to in second-language listening

Abstract

In this thesis I approach language as a neurobiological system. I defend a sequence processing perspective on language and on the function of Broca's region in the left inferior frontal gyrus (LIFG). This perspective provides a way to express common structural aspects of language, music and action, which all engage the LIFG. It also facilitates the comparison of human language and structured sequence processing in animals. Research on infants, song-birds and non-human primates suggests an interesting role for non-adjacent dependencies in language acquisition and the evolution of language. In a series of experimental studies using a sequence processing paradigm called artificial grammar learning (AGL), we have investigated sequences with adjacent and non-adjacent dependencies. Our behavioral and transcranial magnetic stimulation (TMS) studies show that healthy subjects successfully discriminate between grammatical and non-grammatical sequences after having acquired aspects of a grammar with nested or crossed non-adjacent dependencies implicitly. There were no indications of separate acquisition/processing mechanisms for sequence processing of adjacent and non-adjacent dependencies, although acquisition of non-adjacent dependencies takes more time. In addition, we studied the causal role of Broca‟s region in processing artificial syntax. Although syntactic processing has already been robustly correlated with activity in Broca's region, the causal role of Broca's region in syntactic processing, in particular syntactic comprehension has been unclear. Previous lesion studies have shown that a lesion in Broca's region is neither a necessary nor sufficient condition to induce e.g. syntactic deficits. Subsequent to transcranial magnetic stimulation of Broca‟s region, discrimination of grammatical sequences with non-adjacent dependencies from non-grammatical sequences was impaired, compared to when a language irrelevant control region (vertex) was stimulated. Two additional experiments show perturbation of discrimination performance for grammars with adjacent dependencies after stimulation of Broca's region. Together, these results support the view that Broca‟s region plays a causal role in implicit structured sequence processing.

Abstract

In this chapter, I review my EEG research on comprehending sentences in context from a pragmatics-oriented perspective. The review is organized around four questions: (1) When and how do extra-sentential factors such as the prior text, identity of the speaker, or value system of the comprehender affect the incremental sentence interpretation processes indexed by the so-called N400 component of the ERP? (2) When and how do people identify the referents for expressions such as “he” or “the review”, and how do referential processes interact with sense and syntax? (3) How directly pragmatic are the interpretation-relevant ERP effects reported here? (4) Do readers and listeners anticipate upcoming information? One important claim developed in the chapter is that the well-known N400 component, although often associated with ‘semantic integration’, only indirectly reflects the sense-making involved in structure-sensitive dynamic composition of the type studied in semantics and pragmatics. According to the multiple-cause intensified retrieval (MIR) account -- essentially an extension of the memory retrieval account proposed by Kutas and colleagues -- the amplitude of the word-elicited N400 reflects the computational resources used in retrieving the relatively invariant coded meaning stored in semantic long-term memory for, and made available by, the word at hand. Such retrieval becomes more resource-intensive when the coded meanings cued by this word do not match with expectations raised by the relevant interpretive context, but also when certain other relevance signals, such as strong affective connotation or a marked delivery, indicate the need for deeper processing. The most important consequence of this account is that pragmatic modulations of the N400 come about not because the N400 at hand directly reflects a rich compositional-semantic and/or Gricean analysis to make sense of the word’s coded meaning in this particular context, but simply because the semantic and pragmatic implications of the preceding words have already been computed, and now define a less or more helpful interpretive background within which to retrieve coded meaning for the critical word.

Abstract

Translated and expanded version of 'Privileged syntactic arguments, pivots and controllers

Abstract

People with grapheme-colour synaesthesia experience colour for letters of the alphabet or digits; A can be red and B can be green. How can it be, that people automatically see a colour where only black letters are printed on the paper? With brain scans (fMRI) I showed that (black) letters activate the colour area of the brain (V4) and also a brain area that is important for combining different types of information (SPL). We found that the location where synaesthetes subjectively experience their colours is related to the order in which these brain areas become active. Some synaesthetes see their colour ‘projected onto the letter’, similar to real colour experiences, and in this case colour area V4 becomes active first. If the colours appear like a strong association without a fixed location in space, SPL becomes active first, similar to what happens for normal memories. In a last experiment we showed that in synaesthetes, attention is captured by real colour very strongly, stronger than for control participants. Perhaps this attention effect of colour can explain how letters and colours become coupled in synaesthetes.

Abstract

The linguistic category of irrealis does not show stable semantics across languages. This makes it difficult to formulate general statements about this category, and it has led some researchers to reject irrealis as a cross-linguistically valid category. In this paper we look at the semantics of the irrealis category of Yurakaré, an unclassified language spoken in central Bolivia, and compare it to irrealis semantics of a number of other languages. Languages differ with respect to the subcategories they subsume under the heading of irrealis. The variable subcategories are future tense, imperatives, negatives, and habitual aspect. We argue that the cross-linguistic variation is not random, and can be stated in terms of an implicational scale.

Abstract

Marieke van der Linden investigated the neural mechanisms underlying category formation in the human brain. The research in her thesis provides novel insights in how the brain learns, stores, and uses category knowledge, enabling humans to become skilled in categorization. The studies reveal the neural mechanisms through which perceptual as well as conceptual category knowledge is created and shaped by experience. The results clearly show that neuronal sensitivity to object features is affected by categorization training. These findings fill in a missing link between electrophysiological recordings from monkey cortex demonstrating learning-induced sharpening of neuronal selectivity and brain imaging data showing category-specific representations in the human brain. Moreover, she showed that it is specifically the features of an object that are relevant for its categorization that induce selectivity in neuronal populations. Category-learning requires collaboration between many different brain areas. Together these can be seen as the neural correlates of the key points of categorization: discrimination and generalization. The occipitotemporal cortex represents those characteristic features of objects that define its category. The narrowly shape-tuned properties of this area enable fine-grained discrimination of perceptually similar objects. In addition, the superior temporal sulcus forms associations between members or properties (i.e. sound and shape) of a category. This allows the generalization of perceptually different but conceptually similar objects. Last but not least is the prefrontal cortex which is involved in coding behaviourally-relevant category information and thus enables the explicit retrieval of category membership.

Abstract

Introduction: What’s happening in the brains of two people having a conversation? One reasonable guess is that in the fMRI scanner we’d see most of their brains light up. Another is that their EEG will be a total mess, reflecting dozens of interacting neuronal systems. Conversation recruits all of the basic language systems reviewed in this book. It also heavily taxes cognitive systems more likely to be found in handbooks of memory, attention and control, or social cognition (Brownell & Friedman, 2001). With most conversations going beyond the single utterance, for instance, they place a heavy load on episodic memory, as well as on the systems that allow us to reallocate cognitive resources to meet the demands of a dynamically changing situation. Furthermore, conversation is a deeply social and collaborative enterprise (Clark, 1996; this volume), in which interlocutors have to keep track of each others state of mind and coordinate on such things as taking turns, establishing common ground, and the goals of the conversation.

Abstract

Relative clauses present an interesting challenge for theories of the syntaxsemantics interface, because one element functions simultaneously in the matrix and relative clauses. The exact nature of the challenge depends on whether the relative clause is externally-headed or internallyheaded. Standard analyses of relative clauses are grounded in the analysis of Englishtype externally-headed constructions involving a relative pronoun, e.g. The horse which the man bought was a good horse, despite its typological rarity, and such accounts typically involve movement rules, both overt and covert, and phonologically null elements. The analysis of internally-headed relative clauses often involves the positing of an abstract structure including a null external head, with covert movement of the internal head to that position. The purpose of this paper is to show that the essential features of both types of relative clause can be captured in a syntactic theory that eschews movement rules and phonologically null elements, Role and Reference Grammar. It will be argued that a single set of linking principles can handle the syntax-to-semantics linking for both types. Keywords: Externally-headed relative clauses; internally-headed relative clauses; Role and Reference Grammar; linking syntax and semantics

Abstract

Yurakaré (unclassified, central Bolivia) has five subordination strategies (on the basis of a morphosyntactic definition). In this paper I argue that the use of these different strategies is conditioned by the degree of conceptual synthesis of the two events, relating to temporal integration and participant integration. The most integrated events are characterized by shared time reference; morphosyntactically they are serial verb constructions, with syntactically fused predicates. The other constructions are characterized by less grammatical integration, which correlates either with a low degree of temporal integration of the dependent predicate and the main predicate, or with participant discontinuity.

Abstract

The seemingly effortless switching between languages and the merging of two languages into a coherent utterance is a hallmark of bilingual language processing, and reveals the flexibility of human speech and skilled cognitive control. That skill appears to be available not only to speakers when they produce language-switched utterances, but also to listeners and readers when presented with mixed language information. In this chapter, we review electrophysiological studies in which Event-Related Potentials (ERPs) are derived from recordings of brain activity to examine the neurocognitive aspects of comprehending and producing mixed language. Topics we discuss include the time course of brain activity associated with language switching between single stimuli and language switching of words embedded in a meaningful sentence context. The majority of ERP studies report that switching between languages incurs neurocognitive costs, but –more interestingly- ERP patterns differ as a function of L2 proficiency and the amount of daily experience with language switching, the direction of switching (switching into L2 is typically associated with higher switching costs than switching into L1), the type of language switching task, and the predictability of the language switch. Finally, we outline some future directions for this relatively new approach to the study of language switching.

Abstract

This chapter explores grammatical gender as a linguistic phenomenon. First, I define gender in terms of agreement, and look at the parts of speech that can take gender agreement. Because it relates to assumptions underlying much psycholinguistic gender research, I also examine the reasons why gender systems are thought to emerge, change, and disappear. Then, I describe the gender system of Dutch. The frequent confusion about the number of genders in Dutch will be resolved by looking at the history of the system, and the role of pronominal reference therein. In addition, I report on three lexical- statistical analyses of the distribution of genders in the language. After having dealt with Dutch, I look at whether the genders of Dutch and other languages are more or less randomly assigned, or whether there is some system to it. In contrast to what many people think, regularities do indeed exist. Native speakers could in principle exploit such regularities to compute rather than memorize gender, at least in part. Although this should be taken into account as a possibility, I will also argue that it is by no means a necessary implication.

Abstract

This thesis investigates the processing of words written in Japanese kanji and Chinese hànzì, i.e. logographic scripts. Special attention is given to the fact that the majority of Japanese kanji have multiple pronunciations (generally depending on the combination a kanji forms with other characters). First, using masked priming, it is established that upon presentation of a Japanese kanji multiple pronunciations are activated. In subsequent experiments using word naming with context pictures it is concluded that both Chinese hànzì and Japanese kanji are read out loud via a direct route from orthography to phonology. However, only Japanese kanji become susceptible to semantic or phonological context effects as a result of a cost due to the processing of multiple pronunciations. Finally, zooming in on the size of the articulatory planning unit in Japanese it is concluded that the mora as a phonological unit best complies with the observed data pattern and not the phoneme or the syllable

Abstract

Mutations of the human FOXP2 gene have been shown to cause severe difficulties in learning to make coordinated sequences of articulatory gestures that underlie speech (developmental verbal dyspraxia or DVD). Affected individuals are impaired in multiple aspects of expressive and receptive linguistic processing and ­display abnormal grey matter volume and functional activation patterns in cortical and subcortical brain regions. The protein encoded by FOXP2 belongs to a divergent subgroup of forkhead-box transcription factors, with a distinctive DNA-binding domain and motifs that mediate hetero- and homodimerization. This chapter describes the successful use of FOXP2 as a unique molecular window into neurogenetic pathways that are important for speech and language development, adopting several complementary strategies. These include direct functional investigations of FOXP2 splice variants and the effects of etiological mutations. FOXP2’s role as a transcription factor also enabled the development of functional genomic routes for dissecting neurogenetic mechanisms that may be relevant for speech and language. By identifying downstream target genes regulated by FOXP2, it was possible to identify common regulatory themes in modulating synaptic plasticity, neurodevelopment, and axon guidance. These targets represent novel entrypoints into in vivo pathways that may be disturbed in speech and language disorders. The identification of FOXP2 target genes has also led to the discovery of a shared neurogenetic pathway between clinically distinct language disorders; the rare Mendelian form of DVD and a complex and more common form of language ­disorder known as Specific Language Impairment.

Abstract

A central question in the study of the mental lexicon is how morphologically complex words are processed. We consider this question from the viewpoint of statistical models of morphology. As an indicator of the mental processing cost in the brain, we use reaction times to words in a visual lexical decision task on Finnish nouns. Statistical correlation between a model and reaction times is employed as a goodness measure of the model. In particular, we study Morfessor, an unsupervised method for learning concatenative morphology. The results for a set of inflected and monomorphemic Finnish nouns reveal that the probabilities given by Morfessor, especially the Categories-MAP version, show considerably higher correlations to the reaction times than simple word statistics such as frequency, morphological family size, or length. These correlations are also higher than when any individual test subject is viewed as a model.

Abstract

In a small village in the north of Bali called Bengkala, relatively many people inherit deafness. The Balinese therefore refer to this village as Desa Kolok, which means 'deaf village'. Connie de Vos studied Kata Kolok, the sign language of this village, and the ways in which the language recruits space to talk about both spatial and non-spatial matters. he small village community Bengkala in the north of Bali has almost 3,000 inhabitants. Of all the inhabitants, 57% use sign language, with varying degrees of fluency. But of this signing community (between 1,200 and 1,800 signers, depending on your definition of 'signer'), only 4% are deaf. So, not only do the deaf people of Bengkala use the sign language Kata Kolok, but also the majority of the hearing population.
"I've worked with deaf people from all over Asia, Europe, and also some signers in America," says Connie de Vos of MPI's Language and Cognition Department, and Centre for Language Studies (RU). "What sets apart this particular deaf village is that deaf individuals are highly integrated within the village clans. There is really a huge proportion of hearing signers." The sign language currently functions in all major aspects of village life and has been acquired from birth by multiple generations of deaf, native signers. According to De Vos, Kata Kolok is a fully-fledged sign language in every sense of the word. As a collaborative project, she has initiated inclusive deaf education within the village and now Kata Kolok is used as the primary language of instruction. De Vos' primary finding is that Kata Kolok discourse uses a different system of referring to space than other sign languages. Spatial relations are represented by a so-called "absolute frame of reference", based on geographic locations and wind directions. "All sign languages, as we know, use relative constructions for spatial relations. They use signs comparable to words like 'left' and 'right' instead of 'east' and 'west'. Kata Kolok does the latter. Kata Kolok signers appear to have an internal compass to continually register their position in space."De Vos is the first sign linguist who has documented Kata Kolok extensively. She spent more than a year in the village and collected over a hundred hours of video material of spontaneous conversations. "One of the things I've noticed is that language doesn't really emerge out of nothing," she says. "Signers adopt a local gesture system and transform it into a new and much more systematic sign language. A lot of the signs refer to concepts they're familiar with. That's why hearing signers have no difficulties in picking up Kata Kolok. Kata Kolok unites the hearing and the deaf.

Abstract

In order to decode the message of a speaker, listeners have to recognize individual words in the speaker's utterance.

Abstract

Many people speak a second language next to their mother tongue. How do they learn this language and how does the brain process it compared to the native language? A second language can be learned without explicit instruction. Our brains automatically pick up grammatical structures, such as word order, when these structures are repeated frequently during learning. The learning takes place within hours or days and the same brain areas, such as frontal and temporal brain regions, that process our native language are very quickly activated. When people master a second language very well, even the same neuronal populations in these language brain areas are involved. This is especially the case when the grammatical structures are similar. In conclusion, it appears that a second language builds on the existing cognitive and neural mechanisms of the native language as much as possible.

Abstract

This paper describes how reciprocity is expressed in the Papuan (i.e. non-Austronesian­) language Savosavo, spoken in the Solomon Islands. The main strategy is to use the reciprocal nominal mapamapa, which can occur in different NP positions and always triggers default third person singular masculine agreement, regardless of the number and gender of the referents. After a description of this as well as another strategy that is occasionally used (the ‘joint activity construction’), the paper will provide a detailed analysis of data elicited with set of video stimuli and show that the main strategy is used to describe even clearly asymmetric situations, as long as more than one person acts on more than one person in a joint activity.

Abstract

Common ground is an essential prerequisite for coordination in social interaction, including language use. When referring back to a referent in discourse, this referent is ‘given information’ and therefore in the interactants’ common ground. When a referent is being referred to for the first time, a speaker introduces ‘new information’. The analyses reported here are on gestures that accompany such references when they include definite and indefinite grammatical determiners. The main finding from these analyses is that referents referred to by definite and indefinite articles were equally often accompanied by gesture, but speakers tended to accompany definite references with gestures focusing on action information and indefinite references with gestures focusing on entity information. The findings suggest that speakers use speech and gesture together to design utterances appropriate for speakers with whom they share common ground.